vrijdag 20 juni 2014

Niemandsland

Door duisternis word ik omarmd
Het leven verwenst mijn blik
Nooit eerder gezwicht ben ik
Thans is't twijfel wat mij verwarmt

Geen zucht, geen kik, geen ogenblik
Geen verdriet in niemandsland
't Eeuwige verlangen brandt
Om te verdwijnen zonder kik

Daar is waar ik graag heen gaan wil
Niemandsland is waar'k zijn moet
Maar zelfs verdwijnen vergt moed
Het leven is een bitt're pil

vrijdag 16 augustus 2013

Ik

Ik open mijn mond en stuur enkele klanken de wereld in. Het heeft iets vreemds, iets beestachtigs zelfs. De laatste tijd herken ik mezelf niet meer. Na een lange dag vol emotionele pietluttigheden en ondraaglijke kwellingen, kruip ik telkens weer mijn bed in om de leegte te omarmen. De leegte die mijn lijf en leden maar vooral mijn gedachten beheerst. Steeds weer.

Als ik denk aan wie ik ben en wie ik wil zijn of worden zinkt het laatste beetje van mezelf weer eens dieper weg. De meeste facetten van mijn menselijk bestaan ben ik zelfs al lang kwijt. Ze zijn samengesmolten met de grote oceaan die mijn tranen reeds gevormd hebben. Al zijn die tranen ondertussen wel opgedroogd. Huilen heeft geen zin als je niets bent of niemand wil zijn of worden. Een existentiële crisis is niets vergeleken met wat er echoot in mijn leegte. Geen vragen, geen antwoorden, geen dromen.

En toch evolueert de meest uitzichtloze situatie tot een overdreven, nietig gebeuren, dat zelfs in de laan der herinneringen geen plaats meer vindt. Steeds weer. Ook mijn hart en ziel zijn verbonden aan het onoverkomelijk lot om te leven, te begrijpen, te voelen. De neiging om het licht te proeven zet zich als een dwangbuis om me heen. Het leven aftastend overkomt het mij. Ik lach en leef en schrijf.

Ik voel het. Geluk.

donderdag 13 december 2012

Adieu

Zwarte dromen, een donker hol
Ze hadden gelijk de Maya's en Azteken
Enkel wanhoop op deze aardbol

Geen glimlach, geen geluk
Ik hou het voor bekeken
Bezwijk onder de druk

Als de wereld dan toch vergaat
Sta ik paraat
Om mee te verdwijnen in de oneindigheid van het heelal.

Oerknal.


zondag 18 november 2012

Een knipoog naar C.

Het is 22u, de avondschemering sijpelt door mijn rode gordijnen naar binnen. Ik zit, met slechts een witte mantel rond mijn lijf geslagen, aan mijn bureau en leg de laatste hand aan mijn paper. Over het eindproduct ben ik vrij tevreden, het heeft me dan ook heel wat bloed, zweet en tranen gekost. Letterlijk zelfs. Ik denk terug aan al die keren dat, wanneer ik ijverig aan die verdomde paper werkte, mijn hartmonitor op hol sloeg, simpelweg omdat mijn hart het bijna begaf van de stress. Ik heb een zwak hart, ziet u. Aangeboren. Niets aan te doen.

Ik word in mijn overpeinzen gestoord door een duif, die tot drie maal toe met zijn bekje tegen de ruit tikt. God, ik schrik me een ongeluk. Het apparaatje in mijn borstkas begint weer hevig te protesteren. Ik probeer te kalmeren, het is nog te vroeg om aan een hartstilstand ten onder te gaan. Ik wil me terug op mijn paper storten, wanneer ik merk dat er iets niet helemaal klopt. Ik voel twee ogen priemen in mijn nek. Een opdringerige geur doet me happen naar adem. Ik ben bang. 

Ik beslis om me om te draaien. Veel andere opties heb ik ook niet, aangezien de deur aan de andere kant van de kamer is (waar ik momenteel met mijn rug naartoe sta) en we ons op de 9de verdieping van het appartementsgebouw bevinden, net iets te hoog dus om via het raam te vluchten. Vlak voor ik me wil omdraaien, voel ik een warme bries langs mijn nek glijden. Het is te laat, hij staat al vlak achter mij. Er gaat een schok door m'n lichaam wanneer ik plots zijn hand op mijn schouder voel rusten. De geur wordt steeds indringender. 

Mijn hart lijkt wel losgerukt te worden van alle pezen en bloedvaten waaraan het oorspronkelijk vast zit en ik voel me onwel worden. In het kleine spiegeltje aan m'n bureau krijg ik een - weliswaar beperkt - zicht op mijn kamer. Wat ik zie lijkt onwerkelijk. Een zwarte, haast doorzichtige schim vormt mijn schaduw. Zijn hand dat al die tijd op mijn schouder is blijven liggen, wordt omhoog getild. Twee rode, doordringende ogen, als ware het laserstralen, zijn het laatste wat ik waarneem. Twee steken ter hoogte van mijn borstkas vervagen mijn zicht. Ik val in een diepe slaap. 

Daags nadien. Ik word wakker in een lijf dat nooit meer zal ontwaken. En terwijl ik verder opstijg naar de eeuwigheid - heel diep of oneindig hoog - neem ik afscheid van mijn lichaam, voor altijd gescheiden van mijn geest. 

zondag 28 oktober 2012

Ad interim

Vergeef me.

Voor het bloggen van niet één bericht.
Voor het feit dat ik eerder voor de televisie dan voor
het neerpennen van creatieve brouwsels ben gezwicht.

Voor het gegeven dat steeds tekort schiet.
Voor mijn blik die wel waarneemt
maar niet echt ziet.

Vergeef me

dat ik niet zijn kan wie jij hoopt
dat mijn brein niet voldoet aan jouw eisen
nu de onzekerheid ook mijn gedachten onverhoopt
binnensluipt.

Het spijt me
dat mijn karakter aan zelfdiscipline ontbreekt
maar wie weet

Ooit voldoe ik misschien wel aan jouw eisen.
Mijn eisen?
Mijn eisen.

zodat ook het oppermachtig wezen niet meer smeekt
om stilte
in mijn hoofd.
Zijn hoofd.